Ontstaan

Het eerste carnavalsjaar

Een carnavalsvereniging was natuurlijk niet compleet zonder een prins en een raad van elf. En dan moesten er ook nog narren en hofdames worden gevonden. Over het kiezen van de eerste prins werd niet moeilijk gedaan. Hoewel, van democratisch kiezen was niet echt sprake, er werd gewoon een prins aangewezen. Dat gebeurde een maand voor de carnaval, tijdens een vergadering. Toen het onderwerp ‘prins kiezen’ ter sprake kwam, werd er eens rondgekeken wie er niet op de vergadering aanwezig was. Gert Bolder was er niet, hij werd de eerste prins carnaval. Maar hoorde de prins van een prinses vergezeld te gaan? Daarover waren de meningen nog wat verdeeld. Voor de zekerheid werd Dinie Jansen als prinses aangewezen. Ook de aanwezigheid van een nar was van groot belang. De nar, vertolkt door Th. Van Wessel, was er altijd en overal bij om de prins te begeleiden en te zorgen dat hem geen strobreed in de weg werd gelegd. Toen even later ook een Raad van Elf was gevormd, kon het eerste carnavalsfeest beginnen.

Al in het eerste jaar na de oprichting trokken de carnavalsavonden volle zalen. De opbrengst van het eerste carnaval was zelfs boven verwachting. Nadat alle onkosten en het prijzengeld voor de deelnemers aan de optocht waren betaald, bleef er nog een netto bedrag van fl 519.57 ( €235.77 ) over. Dat was veel geld in die tijd. Er werd besloten een klein deel in de kas te houden en de rest van het geld, met behulp van de parochiecentrale, te verdelen onder de schutterij en de tamboers. Zij konden het geld goed gebruiken voor trommels, trompetten, vaandels en andere attributen.

Defilé bij het gemeentehuis (rond 1960)

Ontwikkeling in de beginjaren

De vereniging ontwikkelde zich snel. Daarom werd er in het tweede jaar besloten om een prinsenbal te organiseren om de prins, die vanaf dat moment wel werd gekozen, bekend te maken. Ook werd het aantal carnavalsavonden uitgebreid: na de zondag- en maandagavond werd er voortaan ook op dinsdagavond feest gevierd. Dit gebeurde samen met de inwoners van Greffelkamp bij Gerritsen in Didam.Na vier jaar ging Greffelkamp een eigen carnavalsfeest organiseren dus moesten de Loilse carnavalisten op zoek naar een andere locatie. Via H. Wenting, die regelmatig activiteiten voor ouderen organiseerde, kwam de carnavalsvereniging in contact met dhr. Driessen van De Harmonie in Didam. Een nieuwe locatie voor de dinsdagavond was gevonden. In het jaar 1980 bouwde Theo Rasing een prachtige nieuwe zaal in Loil en kon ook het feest op de dinsdagavond in het eigen dorp worden gevierd.

Carnaval vieren (rond 1960)

De Vrolijke Drammers

De naam De Vrolijke Drammers ontstond op de eerste avond van het carnaval in 1960. Joop Koenders en zijn vrouw kwamen verkleed naar het bal. ‘Niet drammen mor deurbateren’, stond er op hun kleding genaaid. Dat leidde tot verbazing, want behalve de prins, de raad van elf, de nar en de hofdames was niemand verkleed.  “Als we dat hadden geweten hadden we ons ook verkleed!”, werd er geroepen. Geïnspireerd door het echtpaar Koenders werd de volgende dag menig kledingkast overhoop gehaald en oude kleding van spreuken voorzien. De leus ‘Niet drammen mor deurbateren’ leidde die dagen tot veel vrolijke discussie waaruit de naam De Vrolijke Drammers werd geboren.

Het eerste bestuur

Een bestuur was er in de beginjaren niet. Net zoals de prins werd aangewezen gebeurde dat ook bij enkele personen van wie vervolgens werd verwacht dat zij de boel zouden regelen. Pas toen de vereniging zes jaar bestond werd er een bestuur samengesteld. Het bestuur bestond uit B. Goossen, J. Kobesen en G. Meijer, zij zouden er voortaan voor zorgen dat alle carnavalszaken op orde waren. Op 21 januari 1965 werden statuten en reglementen opgesteld en goedgekeurd.

De optocht

Toen de carnavalscommissie in 1958 besloot om een heuse carnavalsoptocht te organiseren waren velen sceptisch. Er werd hardop afgevraagd of het wel een succes zou worden. De organisatie besloot het daarom goed aan te pakken. Er werden mensen gevraagd om een wagen te bouwen of een groep samen te stellen. Maar liefst veertien wagens en drie groepen schreven zich in. De eerste optocht werd er daarmee één die gezien mocht worden.

Al vanaf het eerste moment was er grote belangstelling voor de Loilse optocht. In 1966 trokken er 24 wagens en groepen in de stoet mee. Een jaar later waren het er 29, en in 1968 was het aantal deelnemers gegroeid tot 42.

Begin jaren ’70 daalde het aantal deelnemers plots. Er werd gevreesd voor een naderend einde. Gelukkig bleek het slechts een korte rustpauze, want in de jaren daarop werd de optocht almaar groter en mooier. Niet alleen in Loil en Didam liet De Vrolijke Drammers van zich horen, ook ver buiten de gemeentelijke grenzen werd er flink gescoord. In 1978 behaalde de Olleke Bollekes de eerste plaats tijdens de halfvastenoptocht in het Brabantse plaatsje Zeeland. De optocht die door velen wordt gezien als het Nederlands Kampioenschap.

De Kruumels wisten deze prestatie in 2000 te evenaren, die hiermee opnieuw lieten zien dat de beste carnavalswagens van Nederland regelmatig in Loil worden gebouwd.

‘De Formatie-insecten’ uit 1978 van de Olleke Bolleke’s waarmee zowel in Loil als in Zeeland een eerste prijs werd behaald.

De Kruumels behaalden in 2000 de eerste prijs in Loil en Zeeland met hun creatie ‘Met kabouters en trollen zun wi’j 3 dagen deur het dolle’.


 

Geef een reactie