De historie van De Vrolijke Drammers
Artikel uit De Liemers no. 47 – 19 februari 1971
Met een trouwe aanhanger van het ‘Vrolijke Drammers-gilde’ had ik laatst een diepzinnig gesprek. Daarbij keken we tegelijkertijd diep in onze glaasjes. Dan gaat – bij de juiste diepte – een hele wereld open. Die machtig mooie, soms wat moeilijke wereld, met haar problemen, vrolijkheid en vele vragen. Een van die vragen was waarom de eerste Loilse carnavalsprinsen ‘Caspar’ genoemd werden. Toen stond ik met mijn mond vol tanden.
Thuis verdiepte ik mij meteen in het uitgebreide archief van ‘V.D.’ Tot dit archief behoorde ook een exemplaar van het ‘Boschslagse Eikenloofboek’ (een soort carnavalsbijbel) uitgegeven door de E.T.-press aan de Weemstraat. En daarin stond onder het hoofdstuk Lol, 11e vers, omtrent deze Caspar:
In het verre oosten, in een heel wijd verleden, leefde eens een koning, genaamd Carnaval.Hij stond bekend als een heel wijs, maar ook superzot vorst. Deze koning Carnaval had drie zonen: de prinsen Balthasor, Caspar en Melchiar. Hoewel die diepe bewondering hadden voor de wijze waarop hun vader het Alaaf bestuurde, konden zij zich op één punt niet met het beleid van hun koninklijke vader verenigen. En dat betrof de wettelijk streng bepaalde klederdracht.Zij hielden niet van maxi(male) gewaden en gesluierde gezichten, daar die zelfs bij simpele amoureuze manoeuvres aanleiding gaven tot communicatiestoornissen.
Op zekere dag riep vader Carnaval alle drie zonen tot zich en verleende hen toestemming om naar een ver in het westen gelegen land (dat Lol heette) te reizen, waar de kleedcultuur geheel anders was. Daar omhulde men slechts een deel van het lichaam met een beren- of vossenvacht. En daar dronk men gerstenat. Dit ‘nat’ was een streling voor de tong en geest, zo wist koning Carnaval. Deze emigratie leek de drie prinsen wel wat, en daarom stemde zij grif met het aanbod in.
Alle drie kozen een paard uit de koninklijke stallen. Balthasor en Melchiar namen een zwarte volbloed hengst. Caspar koos een geheel WIT getind paard. Degene die het laatst in Lol arriveerde mocht daar de alleenheerschappij op zich nemen en zich prins van Lol noemen. De gebroeders kregen een verzegelde brief mee, die zij alleen mochten openen als ze in grote moeilijkheden zouden komen te verkeren. Als geschenk voor de bevolking gaf pa Carnaval drie lievelingsdieren aan de zonen mee.
Opgetogen ondernamen de drie broers de lange reis, aanvankelijk vrolijk drammend.Eerzuchtig als ze waren wilden ze alle drie graag prins van Loil worden. Begrijpelijk dat het dus stapvoets ging. Elf jaar en elf maanden waren ze onderweg, voordat ze de Berg des Heeren in ’t zicht kregen. En ten einde raad raakten, omdat ze elkaar de macht over Lol niet gunden.Ze wisten reeds dat het een prachtig lommerrijk land moest zijn. Aan een beek beraadden ze zich wat te doen. Ze besloten om de brief maar te openen. Wellicht zou die de oplossing brengen, om zodoende moord en doodslag te voorkomen.
Met groeiende verbazing namen zij kennis van de inhoud van de brief, die verklaarde dat zotheid, eenvoud en wijsheid heel dicht bij elkaar liggen. Plotseling renden de drie tegelijk naar de paarden, namen ieder een ander rijdier dan die zij aanvankelijk bereden, en maanden de viervoeters tot de meeste spoed. De twee zwarte werden toen bereden door Caspar en Balthasor. Via het prachtige Park kwamen ze in de kortst mogelijke tijd bijna gelijktijdig in Lol, het dorp met ‘holten’ huizen, aan. Het witte paard maakte niet zo veel spoed, ondanks de razende berijder Melchiar. Dit edele ros was altijd het meest intelligente van de drie geweest en wist maar al te goed dat gezelligheid geen tijd kent. Daarom koos zij een kleine omweg.
Over de Nieuwe Dijk kwam zij in Diem Dram aan, leste eerst haar dorst met Bataviriawater, dwaalde iets af, en kwam via een kamp vol greppels uiteindelijk vrolijk hinnikend in Lol aan. Daarmee was Caspar’s paard het laatst aangekomen en werd prins Caspar Carnaval de eerste heerser over Lol. Volgens de wens van zijn vader bood hij de inwoners de lievelingsdieren van koning Carnaval ten geschenke aan. Dat waren: een roodborstje, een nachtegaal en een ooievaar. Deze dieren zijn door de eeuwen heen in het Lolse leefpatroon een bijzondere belangrijke plaats blijven innemen.
De drie broers bleven gelukkig niet lang kwaad op elkaar. Op 11-11-1111 organiseerde zij een groots en zot verbroederingsfeest in het gebouw in welks nabijheid de Lollenarren hun ‘capucijners’ tot bloei pleegden te laten komen. Dat feest stond toen in het teken van de liefde en de gein. De meest opvallende figuur was een zogenaamde Ringo, een schalkse dienaar Gods, destijds een alom gewaardeerde speler en jeugdleider van de voetbalclub J.V.P. (Jongens van Plezier).
Hiermee is voldoende verklaard waarom de eerste carnavalsprinsen de welluidende naam Caspar droegen.
De inhoud van de brief die de oplossing en de drie broers bracht luidde:
‘Hebzucht is een moeilijk hanteerbaar zwaard
Gooi het weg
Neem elkanders paard
En het leven wordt weer de moeite waard’!
V. Drammer
Het witte peerd
Uit de speciale editie van De Gelderlander 1969
Voor een geintje waren De Vrolijke Drammers altijd al wel te porren. In het jaar 1967 hebben zij een groot aandeel gehad in de affaire van het witte paard dat door de Doetinchemse toneelvereniging VOP in Terborg was geleend, werd ontvreemd door het Didamse jongerencontact. Vervolgens kwam het in handen van De Vrolijke Drammers om uiteindelijk onder te duiken en later teruggevonden te worden op de vuilnisbelt van Wehl.
De geschiedenis van het ‘Witte Peerd’ staat met gulden letters in het geschiedenisboek van De Vrolijke Drammers genoteerd. Schilderijen met daarop paarden afgebeeld zijn heden te dage in Loil nog niet veilig. Bruidsparen, waarvan de bruidegom of bruid speciale banden hebben met het carnaval, ontvangen op het grote feest een paard met inhoud, dat promt aan het einde van de avond weer spoorloos is.
Bijlappen
In de beginjaren ging het financieel wel eens mis. Zo kwam men in het jaar 1963 door de aanschaf van echte nieuwe steken voor de raad van elf, geld te kort. Elk lid van de raad van elf heeft toen fl. 11,50 | € 5.22 bij moeten betalen om het tekort weer aan te zuiveren.
Rode haan
De Didamse brandweer heeft het in de Loilse carnavalsoptocht in het verleden nogal eens moeten ontgelden. De vroegere commandant, de heer Bisschop, kreeg op een zekere dag uit handen van De Vrolijke Drammers een heuse, levende rode haan aangeboden.
Een steekje laten vallen
Elk jaar weer zijn er personen die denken leuk te zijn door tijdens de polonaise kaderleden hun steek af te nemen. Dat dit niet altijd door iedereen getolereerd wordt heeft ‘een Poatwortel’ dit jaar persoonlijk kunnen ervaren. Hij was net in de eerste slaap gesukkeld (omstreeks 04.30 uur) toen betreffend raad van elf lid als een heuse Romeo onder z’n raam stond te schreeuwen. Ditmaal was hier echter geen sprake van liefdestaferelen. Nee, toen de moeder van ‘Juliëddie’ eenmaal in de gaten kreeg dat het hier wel een heel erg boze Romeo betrof, was de steek weer snel op de plek waar hij behoorde. Toen de volgende dag het verhaal de vrienden van Juliëddie ter ore kwam, schaamde deze zich een beetje voor zijn daad en via een ludieke list werden op de dinsdagavond de ‘banden’ van Juliëddie met de vereniging toch weer aangehaald.
Wat is nu het moraal van dit verhaal:
‘Steek nooit de draak met een steek’.
De tradities van het carnavalsfeest
Het carnavalsfeest is, zeker in Loil, absoluut een feest van tradities. Sokkelaovond, gezinsviering, prinsenreceptie, pronkzittingen, optocht en zo kunnen we nog wel even door gaan … allemaal tradities. Naast de tradities waaraan door grote groeperingen wordt deelgenomen zijn er ook persoonlijke tradities. Eén van die persoonlijke tradities is om op de woensdag na het carnavalsfeest, wanneer de feestzaal van z’n vreugdevolle versiering is ontdaan en de spullen van de carnavalsvereniging weer voor een jaartje achter slot en grendel zijn opgeborgen, even enkele uurtjes met een aantal carnavalisten na te praten over de dan voor ons inmiddels ‘zes dolle dagen’. Ieder jaar weer valt het me dan op dat er toch wel veel waarheid zit in het gezegde dat de stamtafel van het café het middelpunt van de dorpse samenleving is. Of je op dat moment nu naar links, rechts, voren of achteren kijkt, van alle kanten schieten er auto’s met aanhangwagens, bakfietsen, tractoren met platte karren en zelfs shovels voorbij die hun statiegeld komen innen. Als je dan toevallig ook je fototoestel nog bij je hebt…, dan heb je onbewust een mooie traditie weten vast te leggen.
Een traditioneel carnavalsvierder.